Om lekker rustig te slapen, moet je je goed kunnen ontspannen. Als je kind steeds moet zorgen dat hij niet omrolt, lukt dat natuurlijk niet goed. Het kan dan lekker zijn om wat extra steun te hebben, bijvoorbeeld een kussentje in je rug. In deze blog lees je wat voor kussen je hiervoor kan gebruiken.
Let op! Niet voor ieder kind is het veilig om met een (extra) kussen te slapen. Twijfel je of het voor jouw kind veilig is? Overleg dan altijd met de arts, fysiotherapeut of andere behandelaar.
Voedingskussen
Voedingskussens kennen we natuurlijk vooral voor zwangere vrouwen om mee te slapen of om te gebruiken tijdens het geven van borstvoeding. Maar ook voor anderen kan het fijn zijn om mee te slapen.
Een voedingskussen kan heerlijk zijn om bijvoorbeeld op je zij te liggen. Je legt hem dan tussen de bovenbenen van je kind en dan de ene kant langs de rugzijde, en de andere langs de buikzijde. Door de bolletjes in het kussen, kun je het kussen op de gewenste plekken dikker of juist dunner maken. Je kind hoeft zo geen spieren aan te spannen om niet naar de rugzijde of de buikzijde te draaien, en kan lekker ontspannen.
Een voedingskussen kan je ook gebruiken om je kind ontspannen op zijn rug te laten liggen. Leg het kussen bijvoorbeeld onder de knieholten en de beide “armen” van het kussen als een extra steun in iedere zij.
Er zijn allerlei hoezen voor voedingskussens verkrijgbaar.
Er bestaan ook extra grote voedingskussens, voor grote kinderen kan dat ook fijn zijn.
Lichaamskussen voor zijligging
Een lichaamskussen lijkt een beetje op een voedingskussen, alleen heeft hij slechts één “arm”, die je aan de buikzijde legt. Hij is er in twee maten, namelijk 1,10 m of 1,40 m lang. Geschikt voor grotere kinderen, die meestal de kleinste maat nodig zullen hebben, tenzij je kind langer is dan 1,80 m. Eventueel ook verkrijgbaar met traagschuimkussen.
Ligorthesen
Er bestaan ook veel uitgebreidere steunen voor tijdens het liggen, bijvoorbeeld ligorthesen. Dit is alleen zo specifiek en persoonlijk, dat het voor dit blog te ver voert. Je kan dit daarom het beste met de behandelaar van je kind bespreken.